Met virtualisatie wordt de directe koppeling tussen uw materiële infrastructuur en de software die erop functioneert verdeeld. Hierdoor is het mogelijk meerdere software en besturingssystemen naast elkaar op één server te draaien.
Servervirtualisatie wordt het meest gehanteerd en heeft ook de meeste progressie geboekt. Maar applicatievirtualisatie wordt ook vaak gebruikt. Hier wordt de software ingepakt in een virtualisatielaag; op deze manier gaan ze niet samensmelten met het besturingsysteem van de computer. Als derde heb je de desktopvirtualisatie; hier wordt elke vorm van virtualisatie en worden alle doeltreffende berekeningen en opslag in het datacenter gedaan. Zo’n pc wordt dan meestal een ’thin client’ genoemd.
Storagevirtualisatie koppelt dan weer de opslagcapaciteit los van de fysieke opslagsystemen. Gegevens uit één applicatie kunnen makkelijk over verschillende fysieke opslagsystemen worden verdeeld. Hierdoor wordt ruimte zo efficiënt mogelijk gebruikt. Dit is ook het geval bij netwerkvirtualisatie.
De voornaamste reden om te virtualiseren is consolidatie en dus (kosten)efficiëntie. Een tweede reden is compatibiliteit. De laag die u tussen verschillende programma’s of tussen software en hardware legt, zorgt ervoor dat die software niet volledig samensmelt met de pc.
Een goede kwaliteit lifecycle managementsysteem biedt u een overzicht van het aantal virtuele servers die u heeft en waarvoor ze zijn.
Een van de voordelen van deze software is dat overstappen van de ene naar de andere server eenvoudig gaat. Het is zelfs mogelijk om tussen twee datacenters, al dan niet in de cloud, zich te verplaatsen. Hiervan wordt niets gemerkt bij het gebruiken van de server omdat er geen onderbreking van de dienst optreedt.